21 JAN 2005 Hein Bloemink
datum bericht: 21/01/2005
Een bejaarde Harenaar heeft onze redactie op 21 januari gebeld met een reactie op de column 'verjaard' die deze maand in onze krant wordt gepubliceerd (en reeds op onze website te lezen was). In de column wordt verteld over een zoektocht naar een verdwenen meisje in Ijmuiden (1986).
De Harenaar zegt te zijn geraakt door het verhaal, want op de dag van de verdwijning heeft hij, naar eigen zeggen, de auto met het kind op de achterbank zien rijden op de Afsluitdijk.
"Het was een Lada stationcar, met achterin een meisje dat wild stoeide met een wit Keeshondje", zegt hij. "Dat beeld van dat stoeiende kind was me bijgebleven.
Dus toen in de weken erna dat verhaal in de kranten stond ben ik naar het politiebureau in Haren gegaan. Daar had men weinig belangstelling en verwees me naar de politie van Noord-Holland.
Ik heb een lange brief geschreven, maar kreeg nooit een antwoord." De Harenaar vindt het absurd dat op het politiebureau in Haren destijds niet alert op zijn verhaal is gereageerd.
Hij is bereid om binnenkort met onze redactie een gesprek te hebben om zijn relaas te doen.
Bejaarde Harenaar slaat dagboekje erop na: "Zag ik het vermiste meisje Cheryl?"
Hij is op leeftijd en woont aan de Meerweg in Haren: De heer T. vd Zwel.
Zijn overleden echtgenote heeft in de jaren '80 nauwgezet dagboekjes bijgehouden over hun gezellige uitstapjes in Nederland. Zo'n boekje kwam hem onlangs van pas toen hij vorige maand in onze krant een stuk las over een zevenjarig kind dat in 1986 uit Ijmuiden spoorloos verdween.
"Ik herinnerde me, dat we in augustus 1986, de maand van de verdwijning, met de auto naar de zee waren gereden, mijn vrouw en ik", zegt de bejaarde man. "En ik weet nog heel goed dat we op de terugreis op de Afsluitdijk werden ingehaald door een groene Lada-stationcar, waarin twee mannen, een jong kind en een Keeshondje zaten. Het viel me allemaal op omdat die auto zo snel reed. De ramen waren wat beslagen, maar ik kon zien dat het kind nogal druk deed. Ze sloeg tegen de de ramen, zoiets was het." De getuige weet heel zeker dat het een Keeshondje betrof, bij hem aan de Meerweg woonde destijds net zo'n beest. Toen hij na thuiskomst in de kranten las dat er met man en macht werd gezocht naar het meisje Cheryl Morriën, die vermoedelijk in een groene Lada was meegenomen door twee mannen, legde de Harenaar het verband met de Afsluitdijk. Eind augustus 1986 is hij daarom bij het politiebureau in Haren binnengegaan. Naar eigen zeggen trof hij daar een rechercheur met bijzonder weinig belangstelling voor de 'verre zaak'. De verklaring werd wél opgeschreven, maar verder bleef het bij het advies maar eens een brief te sturen naar de politie in de plaats Hoorn. De Harense getuige deed het, maar hoorde niets meer. Achteraf was het advies ook niet goed, want de vermissing werd behandeld door de gemeentepolitie van Velsen, tientallen kilometers verwijderd van Hoorn.
Door Haren de Krant kwam de zaak weer aan de oppervlakte. De lezer heeft het dagboekje van zijn echtgenote weer opgezocht en kan nu van minuut tot minuut lezen wat hij op 13 en 14 augustus 1986 in Noord-Holland heeft gedaan. "We zijn in Bergen aan Zee geweest en hebben er gewinkeld en in een hotel overnacht. Op de 14e zijn we 's avonds gaan eten in Hotel Akersloot aan de snelweg bij Haarlem. Om 20.00 uur zijn we op weg gegaan naar huis, dus rond half negen moeten we op de Afsluitdijk hebben gereden. Daar zag ik die auto. Nog steeds vind ik het absurd dat er met mijn verklaring zo laconiek is omgesprongen. Nu ik weer over deze zaak zit na te denken word ik er onrustig van, ik slaap slecht. Misschien heb ik een ontvoerd kind gezien, op 14 augustus 1986. Voordat ik dood ben zou ik dolgraag weten hoe het zit en of de daders zijn gepakt."
Op verzoek van de betrokkene is zijn naam gefingeerd.
